Onze Lieve Vrouw van Welslagen – Vervolg

In het eerste en inleidende deel van dit artikel hebben we de jeugd van Zuster Mariana gezien, haar oversteek naar de Nieuwe Wereld en haar leven in het aldaar gestichte klooster. Ook haar aanvaarden van het lijden tot uitboeting van de zonden van de mensheid in de 20e eeuw en de eerste twee verschijningen van de Heilige Maagd. Omdat de Maagd Maria in haar tweede verschijning aangeeft dat ze wenst aangeroepen te worden onder de titel van Onze Lieve Vrouw van Welslagen, gaan we hier even kort op in alvorens verder te gaan met het levensverhaal van Mariana.

De devotie tot Onze Lieve Vrouw van Welslagen

De titel van Onze Lieve Vrouw van Welslagen was destijds een welbekende aanroeping in Spanje. De sporen van een dergelijke aanroeping gaan terug tot in de tijd van de vrijheidsoorlog tegen de moslims. Het is ter ere van het welslagen dat de overwinnaar El Cid (opm. red.: een ridder en een bekende Spaanse nationale held) een prachtig altaar aan Onze Lieve Vrouw toewijdt als hij triomfantelijk de Spaanse stad Almenara binnenkomt. Het ‘Welslagen’ is het wonder, de bovennatuurlijke tussenkomt die de Moeder Gods afsmeekt ten gunste van haar kinderen. Oorspronkelijk verwijst het naar de zwangerschap van de Heilige Maagd van Jezus, van de ontvangenis tot de geboorte. Het was een aanroeping voor een voorspoedige zwangerschap en veilige bevalling. Dit breidde zich daarna gemakkelijk uit tot de aanroeping van Maria’s bemiddeling in tijden van persoonlijke nood (ziekte, reizen, huwelijk). Er zijn diverse legendes rondom het beeld en de devotie (…), maar de meest geloofwaardige stempel op de aanroeping van Onze Vrouwe onder deze titel en de verspreiding van deze devotie heeft zijn directe oorsprong in de wil van een Paus: Paulus V (1605-1621). Hier volgt de geschiedenis die hieraan ten grondslag ligt.

Bernardinus van Obregon (1540-1599) was een jonge Spanjaard, rijk en hoogmoedig, die op een dag in 1567, getroffen door de armoede van een voorbijganger, van leven veranderde en besloot zich in dienst te stellen van de armen en de gebrekkigen. Met permissie van de Nuntius en van Koning Philip II van Spanje stichtte hij, onder de regel van de Derde Orde van de H. Franciscus van Paolo, de Religieuze Congregatie van de Minderbroeders ter bijstand van de zieken, die vooral werkzaam was in de ziekenhuizen. Er werden geloftes afgelegd van kuisheid, armoede, gehoorzaamheid en gastvrijheid. In 1599 stierf Obregon en werd begraven in het Algemeen Ziekenhuis van Madrid, waar de congregatie veel hulp verleende. Zijn opvolger, broeder Gabriel van Fonanet, vertrok met broeder Guillermo van Rigosa naar Rome in 1606, om van de Paus de uitbreiding van hun jurisdictie te krijgen van Madrid naar geheel Spanje. Zij legden de reis te voet af en, na Valencia, bij de grens met Catalonië, raakten de twee broeders de weg kwijt en een verschrikkelijke storm verraste hen ’s nachts. Ze riepen daarop Onze Lieve Vrouw aan voor een schuilplaats en hulp. Daarop zagen ze een zacht licht in de verre bergen, ze verlieten het pad en klommen er naar toe. Daar vonden ze in een van licht stralende grot, die als een gepolijste steen uitgehouwen was en welriekend van bloemen, een wondermooi beeld van de Heilige Maagd, glimlachend met het Kind Jezus op de linkerarm, een scepter in de rechterhand en een prachtige kroon op het hoofd. Haar jurk was simpel maar elegant. Het beeld was 53 cm hoog, het Kind Jezus 11 cm. Maria had kastanjekleurige haren, zwarte ogen, het gezicht had een huidskleur en het was gemaakt van cypreshout. Niet alleen was het een wonderbaarlijke vondst, maar ook vroegen de broeders zich af wie een kunstwerk van een dergelijke schoonheid en perfectie kon maken.

De volgende ochtend reisden ze naar de nabij gelegen gehuchten om te informeren. Niemand, zelfs niet de alleroudste bewoners die alles van iedereen in de omtrek wisten, had ooit van de grot of het beeld gehoord. Zodoende werden de broeders eigenaar van het beeld.

Zij knutselden daarop een mandje voor het beeld en vervolgden hun reis naar Rome. Ze werden ontvangen door Paus Paulus V, die, nadat hij het verhaal over de vondst van het beeld had gehoord en had begrepen dat het hier om een bovennatuurlijke gebeurtenis ging, neerknielde en zijn borstkruis om de hals van het beeld hing, het omhelsde, het kuste en uitriep: “Kijk, zij glimlacht! Waarom glimlacht zij? Wat een welslagen heeft u verkregen door deze reis! Het lijdt geen twijfel of Onze Lieve Vrouw heeft besloten u te beschermen en u te ondersteunen in uw werk. Ik zal haar dus geenszins in de weg staan. Moge uw verlangens een goed welslagen hebben!” Vervolgens zegende Paus Paulus V het beeld, verleende er veel aflaten aan en gaf het de naam van Onze Vrouw van Welslagen. Hij beval dat deze devotie meteen verspreid moest worden en hij stond de broeders toe om een stoffen kruis te dragen op hun zwarte toog. De paus verhief daarna de congregatie tot een religieuze orde.

Toen de monniken terugkeerden van hun reis en bij Valencia aankwamen, ontdekten ze dat negen van hun twaalf medebroeders gestorven waren aan de pest. Zij zetten dus hun reis door naar Madrid en plaatsten het gezegende beeld op het altaar van de kerk van het Algemeen Ziekenhuis, totdat ze het verplaatsten naar de ziekenzaal van het Koninklijk Hof Ziekenhuis aan de Porta del Sol van Madrid. Dit ziekenhuis, gesticht door Koning Ferdinand en Isabelle van Castilië om besmette soldaten te verzorgen, werd door Keizer Karel V vergroot in 1529. Koning Philip II ontwierp zelf het kleine kerkje en het werd tezamen met het ziekenhuis tot Koninklijk Erfgoed verklaard. Op 6 juni 1611 laat Koning Philip II het kerkje wijden en in aanwezigheid van de koningin en het hele hof laat hij het beeld van Onze Vrouw van het Welslagen plaatsen in de derde kapel van de kerk. Op 19 september 1641 wordt het beeld tijdens een plechtige ceremonie op het hoofdaltaar geplaatst; de kerk werd naar het beeld de Kerk van het Welslagen genoemd.

Het beeld bleef gedurende tweehonderd jaar in deze kerk, totdat de verschrikkingen, de moordpartijen en de verwoestingen van de Spaanse successieoorlog kwamen, toen buitenlandse legers Spanje binnenvielen en op het plein van het ziekenhuis veel helden van Madrid werden gefusilleerd.
Na de oorlog lag ook de kerk deels in puin en werd het gezegende beeld daarom geplaatst in een nis van de kerk van het Welslagen, totdat het in 1832 verplaatst werd, eerst naar het Koninklijk College van Onze Lieve Vrouw van Loreto en vervolgens naar de kapel van het Koninklijk Paleis. De kerk werd op aandringen van Koningin Isabelle II in 1868 herbouwd, maar op een andere plaats en Koning Philip III plaatste er het beeld. Men verkreeg tevens een ongeëvenaard privilege: het werd de enige kerk op aarde waar men de Mis op droeg van 5.00 uur ’s ochtends tot 14.00 uur ’s middags. Zelfs in Rome bestond er geen kerk met een dergelijk voorrecht.

Vervolg van het leven van Moeder Mariana

In het eerste deel zagen we dat er zich bij de dood van de eerste abdis, Moeder Maria, een groepje opstandige zusters had gevormd, wat een achteruitgang in het kloosterleven tot gevolg had. De geest van opstand en ongehoorzaamheid aan de Regel keerde zich tegen Moeder Mariana, en in 1595 verzetten deze zusters zich tegen haar herverkiezing als abdis van het klooster, door Moeder Madeleine te kiezen en hun banden met de Minderbroeders te verslechteren, zodat ze in 1598 verkrijgen dat het klooster onder de jurisdictie van de bisschop van Quito komt. De periode 1599 tot 1610 is de meest turbulente en dramatische voor het klooster. Moeder Mariana en de stichteressen worden beklad, vernederd, vervolgd, ook voor het gerecht gedaagd en meerdere malen in de gevangenis geworpen.

Het beeld van Onze Lieve Vrouw van het Welslagen op het hoofdaltaar van de kerk in Madrid

Derde verschijning van de Heilige Maagd

Het was precies in de gevangenis van het klooster dat de Heilige Maagd ervoor koos om opnieuw te verschijnen, op 16 januari 1599. In een stralend licht zag Moeder Mariana een wonderprachtige Dame verschijnen die zich voorstelde: “Ik ben Maria van Welslagen, een aanroeping die welbekend is in Spanje en tot welke je al meerdere malen toevlucht nam. (…)

De beproevingen die mijn Heilige Zoon je heeft gegeven zijn een hemels geschenk om je ziel te verfraaien en om de goddelijke woede te weerhouden, die op het punt staat een verschrikkelijke kastijding te doen neerdalen op deze ondankbare kolonie. Hoeveel verborgen misdaden begaat men er niet! …

Binnenkort zal het land waar je woont ophouden een kolonie te zijn en het zal een vrije Republiek worden. Op dat moment zal ze gekend worden onder de naam van Ecuador en behoefte hebben aan heldhaftige zielen om de talrijke publieke en privérampen te trotseren. Hier, in dit klooster, zal God altijd ziel en vinden als verborgen viooltjes. Quito zou vervloekt zijn zonder dit klooster! De machtigste koning van de aarde zou met al zijn rijkdommen geen ander klooster kunnen bouwen op deze plek, want deze plek behoort God toe.

In de 19e eeuw zal er een ware christelijke president komen (opm. red.: Garcia Moreno), een man van karakter aan wie God Onze Heer de palm van het martelaarschap zal geven op het plein grenzend aan mijn klooster. Hij zal de Republiek toewijden aan het Heilig Hart van mijn Zoon, en deze toewijding zal het katholieke geloof tot steun zijn in de jaren die zullen volgen, jaren die funest zullen zijn voor de Kerk. Gedurende deze jaren zal de vervloekte sekte van de Vrijmetselarij de controle over de burgerlijke regering hebben, en men zal een wrede vervolging zien van alle religieuze gemeenschappen en ook van mijn geliefd klooster.

(Het hart van President Moreno is vanwege deze heldhaftige en diepchristelijke daad door God voor bederf bewaard. Het is nog steeds intact.)

Deze ongelukkige mensen zullen menen het klooster te vernietigen, maar God bestaat en ik besta, en wij zullen krachtige verdedigers opstellen en zullen tegenover de vijanden onoverkomelijke moeilijkheden opwerpen, en de overwinning zal aan Ons zijn. (…)

Dus, het is de wens van mijn Zoon dat je de vervaardiging van een beeld van mij beveelt, een beeld dat me precies zo weergeeft zoals je me hier nu ziet en dat je het laat plaatsen op de zetel van de abdis, zodat ik mijn klooster kan besturen. In mijn rechterhand laat je de staf en de sleutels van het klooster plaatsen als teken van mijn eigendom en autoriteit. Op mijn linker­arm plaatst men het goddelijk Kind zodanig dat de mensen begrijpen welk een macht ik bezit om de goddelijke Gerechtigheid genoegdoening te geven, en barmhartigheid en vergiffenis te verkrijgen voor elke zondaar die tot mij komt met berouwvol hart, want ik ben de Moeder van Barmhartigheid en in mij zijn slechts goedheid en liefde; en vervolgens ook zodat mijn dochters door alle tijden heen begrijpen dat ik hen mijn Zoon en hun God toon en hen geef als model van godsdienstige volmaaktheid. Ze zouden tot mij moeten komen opdat ik hen naar Hem leidt”.

Op de twijfels van Moeder Mariana dat zelfs de meest begaafde beeldhouwer nooit een dergelijk beeld kon maken, antwoordt de Heilige Maagd: “Ik ben het eens met wat je zegt. Mijn dienaar Franciscus zal daarom, met zijn gewonde handen (opm. red.: de stigmata), een beeld insnijden en de engelen zullen hem assisteren. Hij zal me zelf omgorden met zijn koord, symbool van alle zonen en dochters die me zo nabij zijn. Wat betreft de hoogte van mijn afbeelding, je zult me zelf meten met het serafijns koord dat je om je lendenen draagt: breng me jouw koord en geef me een uiteinde in mijn hand. Dan moet je het andere einde de grond laten raken; (…) hier heb je, mijn dochter, de grootte van je Hemelse Moeder. Geef het door aan mijn dienaar Francisco de Castillo en beschrijf hem mijn trekken en mijn houding. Hij zal de buitenkant van het beeld uitvoeren …”

In hetzelfde jaar laat de bisschop van Quito een onderzoek doen naar het leven in het klooster, en ziet in dat er fouten zijn begaan jegens Moeder Mariana en de oprichtsters van het klooster. Hij geeft daarop een geschreven bevel uit, gericht aan Mariana, dat het beheer van het klooster haar toekwam, nog boven de abdis die de nu de leiding had, maar die verplicht werd Mariana om raad en hulp te vragen in alle omstandigheden, en die haar moest gehoorzamen als Moeder Oprichtster. De naastenliefde van Mariana tegenover de opstandige zusters en in het bijzonder jegens de leidster, bracht haar ertoe om Onze Heer te vragen haar lijden te geven om het zielenheil van die zuster te bewerkstelligen. Jezus stemde toe, maar zei wel dat de opstandige zuster tot aan het einde der tijden in het vagevuur zou moeten blijven. Zo brak er met ingang van 1601 een periode van vijf jaar van uitboeting aan waarin Moeder Mariana deze zwaar ziek geworden zuster persoonlijk verzorgt. Gedurende die tijd lijdt Moeder Mariana de pijnen van de hel in het lichaam en in de geest die van het gemis van God. Jezus had haar voorzegd geen enkele troost te geven gedurende deze jaren noch haar lijden te zullen verlichten, zoals het de ziel van de opstandige zuster anders in eeuwigheid zou zijn vergaan. Maar wel zei Hij haar toe inwendig met haar te zijn om haar kracht te geven, omdat geen enkele sterveling slechts gedurende één minuut deze pijnen zou kunnen verdragen. De opstandige zuster stierf een goede dood en Moeder Mariana wordt voor de derde keer tot abdis gekozen (1606-1609) en daarna nog voor een vierde keer (1609-1612).

Vierde verschijning van de Heilige Maagd

Op 21 januari 1610 was Moeder Mariana aan het bidden toen plotseling het koor overspoeld werd door een hemelse schittering. In het midden van dit schitterend licht zag zij de drie aartsengelen: de H. Gabriël, de H. Michaël en de H. Rafaël. Zij kwamen om haar voor te bereiden op de verschijning van de Heilige Maagd door haar te sterken. Toen de hemelse boodschappers weg waren, bleef Moeder Mariana uitgestrekt op de grond liggen tot 2.00 uur ’s nachts. Toen verscheen de Koningin van de Hemel met het Kind in haar armen. Zij richtte zich als volgt tot Mariana: “Sta op van de grond waar je ligt, welbeminde dochter van mijn moederlijk Hart en geliefde bruid van mijn goddelijke Zoon. Jouw nederigheid heeft mijn Hart aangetrokken juist zoals de hoogmoed die in deze arme kolonie heerst haar van mij afscheidt. Maar gezien dat ik in het klooster trouwe en liefhebbende dochters heb en jij mijn meest geliefde bent, kom ik je als altijd mijn geheimen toevertrouwen”.

Nadat de Heilige Maagd haar heeft gesproken over ontrouwe zusters die in het klooster zouden wonen in de nog komende tijden, over hun lauwheid en hardnekkige doofheid voor elke genade, voor elke raad uit naastenliefde, en over de kastijding die ze over zich afriepen, zei ze: “Ik laat je nu weten dat er vanaf het eind van de 19e eeuw en even na de jaren ’50 van de 20e eeuw in hetgeen heden de kolonie is en wat op een dag de Republiek van Ecuador zal zijn, de passies zullen exploderen en er een algeheel verderf van de zeden zal zijn, omdat Satan dan bijna overal zal heersen door de maconnieke sektes.

Zij zullen zich voornamelijk op de kinderen richten om deze algehele verdorvenheid in stand te houden. Wee de kinderen van die tijd! Het zal moeilijk zijn het Sacrament van de Doop en het Vormsel te ontvangen. Alleen als ze op katholieke scholen blijven, zullen ze het Sacrament van de Biecht nog ontvangen, omdat de duivel alles in het werk zal stellen dit sacrament te vernietigen door personen met autoriteit. Het zal evenzo zijn voor het Sacrament van de Heilige Communie. Helaas! Hoe diep bedroeft het me je te onthullen dat er enorm grote heiligschennissen zullen zijn – zowel publiekelijk als privé – door de ontwijding van de eucharistische gedaanten. Mijn Zoon zal zich op de grond geworpen zien en vertrapt onder vuile voeten. (…) Maar in die tijden zal jij gekend zijn, evenals de gunsten die ik je heden verleen. Hoezeer bemin ik de gelukkige bewoners van deze gewijde plaats! En die kennis zal de liefde en de devotie voor mijn gezegende beeld doen toenemen. Daarom beveel ik je vandaag om dit beeld te laten maken: zorg ervoor dat het gehouwen wordt precies zoals je me ziet en laat het plaatsen op de zetel van de abdis, zodat ik vanaf daar mijn dochters kan besturen en leiden en mijn klooster kan verdedigen, want Satan zal, gebruik makend van zowel het goede als het kwade, een verschrikkelijke strijd aangaan om het te vernietigen. (…) Omdat dit arme land beroofd zal zijn van de katholieke geest zal het Sacrament van het H. Oliesel weinig geacht worden. Velen zullen sterven zonder het te ontvangen, hetzij door nalatigheid van hun familie, hetzij door een verkeerd opgevatte genegenheid voor de zieken. Anderen, daartoe aangezet door de vervloekte duivel, zullen zich tegen de geest van de Kerk keren en zullen ontelbare zielen van de overvloedige genaden, vertroostingen en kracht beroven die ze nodig hebben om deze grote overgang van de tijd naar de eeuwigheid te maken. Er zullen ook echter mensen sterven zonder dit sacrament te ontvangen door een rechtvaardige en geheime straf van God.

Wat betreft het Sacrament van het Huwelijk, dat de eenheid van Christus met zijn Kerk symboliseert, dit zal aangevallen en ten zeerste ontwijd worden. De Vrijmetselarij, die dan aan de macht zal zijn, zal onrechtvaardige wetten uit vaardigen met het doel zich van dit sacrament te ontdoen, door het voor iedereen gemakkelijk te maken in zonde te leven en het krijgen van onwettige kinderen, geboren zonder de zegen van de Kerk, aan te moedigen. De katholieke geest zal al gauw verdwijnen; het kostbaar licht van het geloof zal geleidelijk doven totdat er een vrijwel algehele verdorvenheid van zeden zal zijn. Daar komen nog alle gevolgen bij van een wereldse opvoeding, die één van de redenen zal zijn van het uitsterven van religieuze en priesterroepingen. Het Sacrament van het Priesterschap zal belachelijk worden gemaakt, verdrukt en geminacht. De Kerk van God en God zelf worden geweerd en geminacht, vertegenwoordigd in zijn priesters. De duivel zal proberen de dienaren van de Heer op allerlei mogelijke wijzen te vervolgen, met wrede en subtiele slimheid hen trachten te verwijderen van de geest van hun roeping en er zo velen bederven. Deze verdorven priesters die de christenen tot ergernis zullen zijn, zullen er de oorzaak van zijn dat de haat van de slechte katholieken en de vijanden van de Kerk op alle priesters neer zal komen.

Deze ogenschijnlijke overwinning van Satan zal een groot lijden bezorgen aan de goede herders van de kerk, aan de talrijke goede priesters en aan de paus, die, als een gevangene in het Vaticaan, stille, bittere tranen zal storten voor het aanschijn van God, en licht, heiligheid en volmaaktheid voor de gehele wereldclerus, waarvan hij de Koning en Vader is, zal afsmeken. Bovendien zal er in deze ongelukkige tijden een ongeremde luxe zijn die de rest in de zonde zal storten en ontelbare lichtzinnige zielen zal overwinnen en verloren zal doen gaan. Er zal geen onschuld meer zijn bij de kinderen, noch ingetogenheid en bescheidenheid bij de vrouwen. En op dit uiterste moment van nood van de Kerk, zwijgt degene die zou moeten spreken!

Jij zult dit alles vanuit de Hemel zien, mijn geliefde dochter, alwaar je niet meer zult lijden, maar jouw dochters en degenen die daarna volgen, zullen wel lijden; deze geliefde zielen zullen de goddelijke woede stillen. Zij zullen hun toevlucht nemen tot mij onder de aanroeping van Onze Lieve Vrouw van het Welslagen, waarvoor ik je vraag en je gebied een beeld te laten maken, tot troost en behoud van mijn klooster en voor de trouwe zielen van die tijden, een periode waarin er een grote devotie tot mij zal zijn onder verscheidene aanroepingen, omdat ik de Koningin van de Hemel ben. Deze devotie zal de schakel zijn tussen de goddelijke Gerechtigheid en de wereld die aan haar plichten verzaakt, om de uitvoering te verhinderen van de verschrikkelijke straf van God die deze schuldige wereld verdient.

Vandaag nog, bij het krieken van de dag, moet je naar de bisschop gaan en hem zeggen dat ik je heb gevraagd en bevolen om een beeld van mij te laten houwen en het aan het hoofd te plaatsen van mijn klooster, zodanig dat ik onder deze titel bezit kan nemen van wat mij toebehoort. Als bewijs dat wat je zegt de waarheid is, moet je hem zeggen dat hij zal sterven over twee jaar en twee maanden en dat hij zich moet gaan voorbereiden op de dag van de eeuwigheid, omdat zijn dood gewelddadig zal zijn. Hij moet mijn beeld wijden met gezegende olie en het de naam ‘Maria van het Welslagen van de opdracht in de Tempel, of Maria Lichtmis’ geven. Bij deze plechtige gelegenheid moet hijzelf de sleutels van het klooster en de staf in de rechterhand van het beeld plaatsen, als bewijs dat het bestuur van de bruiden van mijn Zoon aan mij is toevertrouwd en dat zij al hun zorgen aan mijn liefdevolle, moederlijke bescherming moeten toevertrouwen. Dan, op dat moment, zal ik algeheel bezit nemen van het klooster, mijn huis, en ik zal verplicht zijn het veilig en vrij te bewaren van alle wanorde tot aan het einde der tijden, terwijl ik van mijn dochters een voortdurende geest van naastenliefde en offer eis.

Daarmee, en bovendien met nederigheid, gehoorzaamheid, geduld, stille ingetogenheid en voortdurend gebed, zal dit huis en deze gemeenschap ondersteund worden. (…) Door de dagelijkse beoefening van deze deugden zullen al hun noden en vragen ontvangen worden. Dit geldt voor elk van mijn dochters die in dit geliefd klooster zullen leven tot aan het einde der tijden. (…)

Gehoorzaam nu aan mijn aansporingen en eis zonder uitstel dat mijn heilig beeld gehouwen wordt juist zoals je me nu ziet en haast je het te plaatsen daar waar ik je heb aangewezen.

Je moet Francisco del Castillo roepen die dit werk goed beheerst en hem een beknopte beschrijving geven van mijn trekken, juist zoals je me ziet, vandaag en altijd, want het is juist tot dit doel dat ik zo vaak aan je verschenen ben. Met haar koord mat Moeder Mariana opnieuw de hoogte van de verschijning.

Wordt vervolgd