Vertaling van een in het Frans verschenen artikel uit het Spaanse tijdschrift Chiesa Viva, februari 2009, nr. 413 door Dr. Franco Adessa “Notre Dame du Bon Succes”
We gaan meer dan 400 jaar terug in de tijd, toen een zuster in het huidige Ecuador, destijds een kolonie van Spanje, diverse verschijningen heeft gehad van de H. Maagd Maria, maar ook van Jezus, de aartsengelen en andere hemelse personages. Zij heeft daarbij boodschappen ontvangen, die niet slechts voor haar tijd waren, maar ook en vooral betrekking hadden op de 20e eeuw. Zij werd daarbij gevraagd zich op te offeren en boete te doen voor de zonden en de beledigingen van onze tijd, wat zij heeft aanvaard en daardoor veel heeft geleden. In de registers van het klooster en de archieven van het diocees is ook vermeld dat deze zuster driemaal is gestorven (en na de eerste en tweede keer uit de dood is teruggekeerd).
Het merendeel van de voorspellingen van Onze Lieve Vrouw is inmiddels in vervulling gegaan. Zo voorspelde zij, meer dan 200 jaar van te voren, de dogma’s van de Onbevlekte Ontvangenis en de onfeilbaarheid van de paus, de toewijding van Ecuador aan het H. Hart van Jezus, het martelaarschap van een katholieke president door de Vrijmetselarij etc. De belangrijkste voorspellingen spraken echter over de mondiale crisis in de Kerk en de maatschappij, die zou aanvangen in de 19e eeuw en zou doorlopen in de 20e eeuw. Onze Lieve Vrouw waarschuwde dat in deze tijden er een bijna algeheel bederf van de zeden zou zijn en dat Satan zou regeren middels de maçonnieke sektes, dat alles verloren zou lijken te zijn, maar dat dát het gelukkige moment zou zijn van het begin van een algeheel herstel.
Geboorte, jeugd en roeping van Mariana
In 1563 werd in de Baskische provincie Biskaje, vlakbij de Franse grens, in een adellijke Spaanse familie Maria Francisca de Jesus Torres y Berriochoa geboren, het eerste dochtertje van Diego Torres en Maria Berriochoa, beiden vurige katholieken. Begiftigd met een zeldzame schoonheid en een helder verstand, van nature zacht van karakter en een sterke neiging naar de deugd vermeed Mariana – zoals men haar noemde – als sedert haar jeugd de spelletjes van de kinderen van haar leeftijd om zich heimelijk terug te trekken in de kerk die naast haar huis was gelegen en waar ze was gedoopt. Vaak vond haar moeder haar daar, in diepe aanbidding voor het tabernakel. Toen ze zeven jaar oud was, verwoestte een brand de kerk en beschadigde het huis, zodat de ongelukkige familie met hun drie kinderen moest verhuizen. Zij gingen wonen in een klein stadje genaamd Santiago de Galicie, in het noordwestelijk deel van Spanje.
Op een dag dat ze voor het tabernakel van de kerk aldaar neergeknield was riep Mariana luid uit: “O mijn geliefde! Wanneer zal toch de dag komen dat ik mij met U zal kunnen verenigen in de H. Communie?” Terstond hoorde zij deze woorden vanuit het tabernakel komen: “Het maakt niet uit welke dag je verlangt, mijn dochter, want jouw hart is er al gereed voor!”
Toen Mariana het geheim van deze samenspraak onthulde aan een Franciscaan, begon men meteen met de voorbereidingen, en zo ontving Mariana op 8 december 1572, op negenjarige leeftijd, de Eerste H. Communie. Tijdens deze eerste vereniging met Jezus overspoelde een vloed van goddelijke genade haar hart, waardoor ze in extase kwam. Voor de eerste keer zag zij de Onbevlekte Moeder die, na haar de grootsheid en de betekenis van de gelofte tot kuisheid te hebben uitgelegd en haar een formule te hebben geleerd, haar beval deze op een dag uit te spreken in de religieuze orde van de Onbevlekte Ontvangenis. Mariana zag toen in het tabernakel de Drie Personen van de H. Drie-eenheid en de H. Jozef. Ze sprak daarop de plechtige gelofte van kuisheid uit, de woorden van de Onbevlekte Moeder herhalend en, op het eind, zegende de Eeuwige Vader de vereniging tussen Mariana en Zijn Heilige Zoon, die haar vroeg om vanaf dan de weg van de liefde en het offer te bewandelen.
In 1566 vaardigde Koning Filips II van Spanje een decreet uit op verzoek van invloedrijke families en een groot deel van de bevolking van Quito, hoofdstad van de Spaanse kolonie Ecuador, teneinde een koninklijk Klooster van de Onbevlekte Ontvangenis aldaar op te richten op een hoek van het stadsplein van die stad. Het doel van dit klooster was het bidden van het kerkelijk officie en de godsdienstige vorming van meisjes van Spaanse en Creoolse families. De koning stuurde vanuit Spanje de eerste groep zusters ter oprichting van het klooster en stelde tot hoofd Moeder Maria de Jesus Taboada aan, een familielid van de koning en tegelijk een tante van Mariana.
Nauwelijks had Mariana het nieuws gehoord over het nieuw te stichten klooster of ze begreep de woorden van Jezus die haar had gevraagd het ouderlijk huis te verlaten om zich met Hem te verenigen. De oprichtster Moeder Maria besloot de kleine Mariana met zich mee te nemen, die, enkele dagen voor haar vertrek, een weinig na het communiceren een visioen van Onze Lieve Heer had die haar zei: “Mijn bruid, het ogenblik is gekomen om je ouderlijk huis en je vaderland te verlaten. Ik zal je meenemen naar Mijn huis, waar je, achter dikke muren, ver van de wereld en al het wereldse zult leven, verstopt voor en vergeten door alle schepselen. (…) Net als Ik zal je jouw kruis dragen en veel hebben te lijden. De kracht en de moed zullen je echter niet ontbreken. Ik wens alleen dat je altijd bereid bent Mijn wil te volbrengen”.
In 1576 vertrekken Moeder Maria en vijf andere oprichtsters naar Ecuador, maar plotseling, midden op de oceaan, verduistert de hemel en een ongekend hevige storm steekt op, zodanig dat alle pogingen om het zinkende schip te redden de zeelieden nutteloos lijken en geen heil meer te verwachten is. Mariana, die meent dat zij de reden is van deze storm, roept samen met haar tante God aan om barmhartigheid. Dan zien zij te midden van de golven in de storm een gigantische slang met zeven hoofden oprijzen, die probeert hun boot te vernietigen en te doen zinken. Mariana verliest haar bewustzijn en onverwacht breekt er daglicht door in de verschrikkelijke duisternis en de storm gaat liggen. Als Mariana weer bij haar zinnen is, vertelt ze haar tante dat ze een enorme slang heeft gezien die vreselijk tekeer ging en vervolgens een Dame van onvergelijkelijke schoonheid, bekleed met de zon, gekroond met sterren, met een wonderschoon Kind in haar armen en op het hart een afbeelding van het H. Sacrament. Met één hand schermde zij met een groot gouden kruis, dat eindigde in de vorm van een lans. De Dame, met behulp van het H. Sacrament en de hand van het Kind, sloeg de slang met zodanige kracht dat deze laatste aan stukken gehakt werd.
Twee jaar later liet Moeder Maria een medaille slaan waarop deze scène uit het visioen weergegeven was, en vanaf die dag droegen alle zusters van het klooster van de Onbevlekte Ontvangenis te Quito deze medaille.
Noviciaat en geloften
De stichtsters komen op 30 december in Quito aan en op 13 januari 1577 leggen de zusters een gelofte van gehoorzaamheid af aan de Vicaris Provinciaal van de Franciscaanse Orde en komen onder de geestelijke en tijdelijke leiding van Pater Antonio Jurado O.F.M. De stichting van het koninklijk Klooster van de Onbevlekte Ontvangenis werd groots en plechtig gevierd en de gehele stad Quito deelde in de feestelijkheden.
Op 8 september 1577 begint Mariana op 15-jarige leeftijd aan haar noviciaat. Haar tante, Moeder Maria, en de Minderbroeders hebben de leiding over haar vorming. Na twee jaar van kloosterleven, de beoefening van de deugden en strikte gehoorzaamheid legt Mariana op 4 oktober haar plechtige geloften af tegenover de Abdis, Moeder Maria. Nauwelijks is ze uitgesproken of ze valt in extase en hoort de Eeuwige Vader de woorden die haar tante uitsprak herhalen: “Als je daaraan trouw bent, beloof ik je het eeuwige leven”. Zij ziet vervolgens Onze Heer met een onuitsprekelijke majesteit en zachtmoedigheid, die zich met haar in het (mystiek) huwelijk verenigt door haar aan een vinger aan de rechterhand een prachtige ring te schuiven met vier steentjes, waarbij op elk één van de geloften geschreven staat: armoede, gehoorzaamheid, kuisheid en afzondering. Onze Heer zegt haar: “Mijn bruid, Ik wens voor jou een leven van zelfopoffering. Jouw leven zal een constant martelaarschap zijn …”.
Mariana biedt zich aan als offerziel
Op een dag in 1582, terwijl Zuster Mariana aan het bidden is in het koor van haar klooster aan de voet van het tabernakel, na een betreurenswaardige episode die voorgevallen was tussen de zusters van het klooster, hoort zij plotseling een beangstigend gerommel en ziet de kerk geheel en al verduisterd, in het stof en de rook. Wanneer ze omhoog kijkt, ziet ze het hoofdaltaar verlicht als op klaarlichte dag. Het tabernakel gaat open en Christus verschijnt als op Golgotha tijdens Zijn doodsstrijd, met aan Zijn voeten de Maagd Maria, de H. Johannes en Maria Magdalena. Overtuigd dat zij de oorzaak is van alles, werpt Mariana zich ter aarde neer met de armen uitgespreid in kruisvorm en roept: “Heer, ik ben de schuldige! Straf mij en vergeef uw volk!” Maar haar engelbewaarder richt haar weer op en zegt haar: “Nee! Jij bent niet de schuldige. Sta op, want God wenst je een groot geheim te onthullen.” Wanneer Mariana de tranen van de Maagd Maria ziet, dan richt zij zich tot haar, vragend: “Mijn Vrouwe, ben ik de reden van uw verdriet?” “Jij bent het niet, het is de misdadige wereld!” Daarop begint Onze Heer aan Zijn doodsstrijd en Mariana hoort de stem van God de Vader die zegt: “Deze straf zal voor de 20e eeuw zijn!” Plots verschijnen er boven het hoofd van Christus in doodsstrijd drie zwaarden, waar op staat geschreven: ‘Ik zal de ketterij straffen’ – ‘Ik zal de goddeloosheid straffen’ – ‘Ik zal de onzuiverheid straffen’, en Zuster Mariana begrijpt dat dit zal geschieden in de 20e eeuw. De Maagd Maria vraagt haar: “Mijn dochter, wil je je opofferen voor de personen van deze periode?“ “Ja, dat wil ik!” antwoordt Mariana. Dan, onverwachts, doorboren de drie zwaarden van boven het hoofd van Christus het hart van Mariana, die aan de hevige pijnen overlijdt. Na deze mystieke dood verschijnt ze voor God om geoordeeld te worden. Onze Heer biedt haar twee kronen aan: één van onvergankelijke glorie en van een onbeschrijflijke schoonheid, de andere van witte lelies om geven door doornen, en Hij zegt haar: “Mijn bruid, kies één van deze kronen”. Zij moest dus kiezen tussen de glorie van het Paradijs en de glorie van haar terugkeer op aarde om te lijden en uit te boeten als slachtoffer om de goddelijke gerechtigheid genoegdoening te geven voor de ketterijen, de zonden van goddeloosheid en onkuisheid die begaan zouden worden in de 20e eeuw. Gerustgesteld door de woorden van de Maagd Maria en haar belofte te helpen in deze verschrikkelijke beproeving, antwoordt Mariana: “Mijn Vrouwe en mijn Moeder, dat de goddelijke Wil aan mij geschiede”. Aldus te hebben gesproken, aanvaardt zij met nederigheid en overgave de kroon van lelies omringd door doornen en keert terug op de aarde om te lijden. Zij wordt zo een slachtoffer dat genoegdoening zal geven voor de ketterijen, de goddeloosheid en de onkuisheid van onze tijd.
Eerste verschijning van de H. Maagd
Op 17 september 1588 bad Zuster Mariana haar nachtelijke gebeden, toen plotsklaps haar gehele lichaam een huivering onderging, die zo heftig was dat ze een kreet van pijn niet kon onderdrukken. Toen zij op haar bed was gelegd werd haar lichaam onderzocht en men constateerde dat haar handen en voeten diepe wonden toonden, en in haar zijde zat een wond als van een zwaard. De volgende ochtend constateerde de dokter dat zij buitengewoon zwak was, het beenmerg uitgedroogd en haar lichaam verlamd. De enige waarneembare beweging was van haar hart, dat zó luid klopte dat men het van verre kon horen. Een dergelijke zwakheid hield haar ongeveer een jaar aan het bed gekluisterd. In de eerste maanden onderging zij naast het lichamelijk lijden ook nog geestelijk lijden.
Op een dag, toen zij te bed lag en door het lijden geheel niet kon bewegen, hoorde zij plots een verschrikkelijk geluid in haar cel. Toen zij haar ogen opende, zag zij een afschuwelijke slang die, zich in bochten wringend, als een bezetene probeerde de muren op te klimmen, alsof hij achtervolgd werd door iemand van dichtbij die probeerde hem te verjagen. Het leed dat Mariana hierdoor verduurde was zo erg dat het leek of zij zou verzinken in wanhoop. Alle heldhaftige daden van haar leven leken haar misdadig, haar goede werken schenen haar werken die tot verdoeming leidden, haar roeping een illusie en een schande en daardoor was zij de weg naar de verdoeming ingeslagen. In deze ongelukkige innerlijke staat waarin het haar wegens de heftige pijnen scheen dat haar ziel zich losmaakte van haar lichaam, en zij in de hel geworpen zou worden, verzamelde zij al haar klachten en riep met luide stem: “Sterre der Zee, Maria Onbevlekt, het zwakke zeilbootje van mijn ziel is aan het zinken. De wateren van de beproevingen doen mij verdrinken. Red mij, want ik sterf!” Nog voor uitgesproken te zijn, zag zij een hemels licht om zich heen en voelde een vriendelijke hand haar het hoofd aanraken. Tegelijkertijd hoorde Mariana een zachte stem die haar zei: “Waarom ben je bang, mijn dochter? Weet je niet dat ik altijd bij je ben in de beproevingen? Richt je op en zie me aan!” De nederige zuster richtte zich op in haar bed en zag een Dame van grote majesteit en pracht die zachtheid en liefde uitstraalde. Mariana vroeg haar: “Wie bent u mijn prachtige Dame?” “Ik ben de Moeder van de Hemel die je hebt aangeroepen. Ik ben gekomen om je duisternissen van de nacht in je ziel weg te jagen (…), want je Heer en God heeft je in het leven bestemd voor grote dingen die veel goeds voorspellen (…). Nu geef ik het leven terug aan je zenuwen, aan je aders en slagaders, en ik zal de helse slang verjagen.” Nauwelijks was de Dame uitgesproken of de enorme slang liet een afschuwelijk wanhopig gesis horen, terwijl hij zich onder een zodanig verschrikkelijk gerommel in de hel stortte, dat het de aarde onder het klooster en heel de stad van Quito deed trillen.
Mariana bleef evenwel ziek te bed en haar gezondheid verslechterde tot in september 1589. De tweede woensdag van die maand, om 9 uur ’s ochtends, begon haar doodsstrijd. De ochtendmis werd in haar aanwezigheid opgedragen en ze ontving het H. Oliesel. Haar doodsstrijd duurde tot vrijdag. Om half vier ’s middags blies zij haar laatste adem uit. Men besloot haar de maandag erna te begraven, maar zondagochtend om 3 uur (op hetzelfde tijdstip dat Onze Heer Jezus Christus verrees), toen de zusters naar de kapel van het klooster gingen om het Klein Officie te bidden, troffen zij daar tot hun grote verbazing Zuster Mariana aan, die aan het bidden was.
Mariana wordt abdis
In 1592 werd Moeder Maria, sinds 15 jaren abdis van het klooster, ernstig ziek en Zuster Mariana werd in haar plaats verkozen. Bij de dood van Moeder Maria in 1593 vormde zich er evenwel een groepje opstandige zusters die samenzwoeren om de jurisdictie van het klooster door de Minderbroeders over te doen gaan naar de bisschop van Quito. Deze sfeer bracht een achteruitgang van het kloosterleven met zich mee die leidde tot persoonlijke beschuldigingen met als gevolg een proces tegen de veronderstelde schuldigen.
Tweede verschijning van de H. Maagd
Op 2 februari 1594 was Moeder Mariana, het hart vol bitterheid en leed, geheel verzonken in gebed, uitgestrekt op het plaveisel van het bovenste koor van haar klooster. Zij smeekte Onze Heer, door bemiddeling van Zijn gezegende Moeder, dat de voortdurende processen betreffende haar klooster zouden ophouden, en ook smeekte zij om een einde aan die zovele zonden die in de wereld begaan werden. Tijdens deze langdurige boete-oefening, bemerkte Moeder Mariana de aanwezigheid van iemand voor zich. Haar hart was verward, maar een zachte stem riep haar bij haar naam. Zij stond snel op en tegenover zich zag zij een wonderschone Dame die het Kind Jezus op de linkerarm droeg en in haar rechterhand een blinkend gouden staf bezet met kostbare edelstenen van een onbeschrijflijke schoonheid. Met het hart vol vreugde en geluk vroeg zij: “Wonderschone Dame, wie bent u en wat wilt u? Weet u niet dat ik een arme zuster ben, voorzeker vol van liefde voor God, maar ook vol van verdriet en lijden?” De Dame antwoordde haar: “Ik ben Maria van het Welslagen, Koningin van Hemel en Aarde. Juist omdat je een ziel bent vol liefde voor God en Zijn Moeder, spreek ik tot jou. Ik ben uit de hemel gekomen om je bedroefde hart te troosten. Je gebeden, tranen en boetedoeningen zijn onze Hemelse Vader zeer aangenaam. De H. Geest die je geest troost en je ondersteunt in je rechtvaardige beproevingen, heeft van drie druppels bloed van mijn Hart het meest voortreffelijke Kind van de mensheid gevormd. Ik, Maagd en Moeder, heb het in mijn zeer reine schoot gedragen. In de stal van Bethlehem heb ik Hem gebaard en Hem op het koude stro gelegd. In hoedanigheid van Zijn Moeder heb ik Hem hier zodanig geplaatst, op mijn linkerarm, zodat we samen de hand van de goddelijke Gerechtigheid kunnen tegenhouden, die altijd gereed is de ongelukkige en misdadige wereld te straffen. In de rechterhand draag ik de staf die je ziet, want ik wens dit klooster te besturen als Abdis en Moeder. Binnen niet al te lange tijd zullen de Franciscanen dit klooster niet meer besturen en dat is waarom mijn patronaat en bescherming des te meer nodig zullen zijn, want deze beproeving zal eeuwen voortduren. Door deze scheiding zal Satan proberen dit werk van God te vernietigen door zich te bedienen van mijn ondankbare dochters. Maar hij zal er niet in slagen, want ik ben de Koningin van de Overwinningen en de Moeder van het Welslagen, en het is onder deze aanroeping dat ik wens gekend te worden voor alle tijden, voor het behoud van mijn klooster en zijn bewoners. (…) Voor nu wens ik je kracht en sterkte te geven. Sta niet toe dat het lijden je ontmoedigt, want je zult lang op deze aarde leven voor de glorie van God en Zijn Moeder, die nu tot je spreekt. Mijn zeer Heilige Zoon wenst je alle soorten lijden te geven en om je de sterkte in te storten, die je daarvoor nodig zult hebben, geef ik Hem uit mijn armen, en … neem Hem in de jouwe! Druk Hem goed aan je zwak en onvolmaakt hart!” De H. Maagd legde daarop het goddelijk Kind in de armen van de gelukkige Moeder Mariana, die het omhelsde, het stevig aan haar hart drukte en het teder streelde. Nadat zij dat had gedaan, voelde zij in zich een groot verlangen tot lijden.